Het kabinet wil dat er een uitzondering komt voor agrariërs wat betreft de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering in het nieuwe pensioenstelsel. Kabinet en werkgevers- en werknemersorganisaties bereikten vorige week een principeakkoord waarin een wettelijke verzekeringsplicht voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) is opgenomen. Op aandringen van LTO Nederland en NFO worden agrariërs vrijgesteld van deze verzekeringsplicht. Voorwaarde is dat een passende regeling wordt getroffen. Dit kan bijvoorbeeld een lidmaatschap van de agrarische bedrijfsverzorging zijn.
Dat schrijft minister Koolmees van SZW in een brief aan de Tweede Kamer. De verplichting voor zzp’ers en de uitzondering zijn nog niet tot in detail vastgelegd. Dit moet voor het einde van dit jaar zijn uitgewerkt. De NFO is tevreden met deze uitzondering.

Een voordeel voor zzp’ers is dat zij straks eenvoudiger pensioen kunnen opbouwen. Het wordt daarnaast fiscaal aantrekkelijker om zelf voor pensioen te sparen.
Voor werkgevers verandert er ook een aantal zaken. Zo wordt de pensioenpremie stabieler, wat meer zekerheid geeft voor werkgevers. De uitkering kan wel fluctueren door veranderingen in het rendement van het pensioenfonds. In het huidige stelsel is het streven een stabiele uitkering te verstrekken.
Een nadelige uitkomst voor werkgevers is dat het lage inkomensvoordeel (LIV) wordt beperkt en de jeugd-LIV wordt uitgefaseerd. Ook de loonkostensubsidies worden versoberd. Deze maatregelen zijn nodig om het nieuwe pensioenstelsel straks te kunnen financieren. In combinatie met de WAB betekent dit een extra lastenverzwaring voor werkgevers met veel tijdelijke krachten. De NFO ziet dit onderdeel als een ongunstige uitkomst voor de fruitsector. Met minister Koolmees is afgesproken om versneld te gaan onderzoeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om deze pijn voor seizoenarbeid te verzachten. Met dit onderdeel is de NFO bepaald niet blij.

In het akkoord is ook een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd vastgelegd. Het kabinet is met de sociale partners overeengekomen om de AOW-leeftijd vanaf 2020 in een vertraagd tempo te laten stijgen. In 2020 en 2021 zal de AOW-leeftijd op 66 jaar en 4 maanden blijven staan. Vervolgens zal de AOW-leeftijd in 2022 stijgen naar 66 jaar en 7 maanden en in 2023 naar 66 jaar en 10 maanden. In 2024 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar. Vanaf 2025 wordt de pensioenleeftijd gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. Vanaf 2025 schuift die acht maanden op voor elk jaar dat mensen ouder worden.