Bij het verstrekken van vergoedingen voor faunaschade wordt in de toekomst ook rekening gehouden met omgevingsfactoren. Dit moet ervoor zorgen dat de systematiek voor het verstrekken van tegemoetkomingen eerlijker en efficiënter wordt. Dat is besloten door de provincies op basis van een verkenning door CLM Onderzoek en Advies. Per omgevingsfactor wordt een plan van aanpak voor implementatie gemaakt. De herziening zal – in overleg met de provincies en na afstemming met stakeholders, waaronder de NFO – gefaseerd worden ingevoerd. De NFO hoopt dat een en ander ertoe zal leiden dat fruittelers met faunaschade een meer reële vergoeding krijgen uitgekeerd.

De Maatschappelijke Adviesraad Faunaschade (MARF) constateerde eind 2018 dat het aantal faunaschades toeneemt en het draagvlak voor de aanpak van de schades terugloopt. Daarom adviseerde de MARF om te werken aan een nieuwe systematiek voor schadetegemoetkomingen. Om die reden gaf BIJ12 in 2020 aan CLM de opdracht om te kijken hoe een en ander kon worden aangepast. Dit met als doel om te komen tot een systematiek die eerlijker en beter te begrijpen is, met minder administratieve lasten (voor zowel de grondgebruiker als BIJ12). Ook moet er een stimulerende werking zijn, om schade te voorkomen en te bestrijden.

Het CLM-onderzoek, dat in september vorig jaar werd afgerond, toont aan dat de huidige tegemoetkomingsystematiek kan worden verbeterd met omgevingsfactoren. Dat betekent concreet dat de specifieke omstandigheden van de schade worden meegenomen bij de bepaling van het eigen risico. CLM adviseert drie omgevingsfactoren mee te wegen bij tegemoetkomingen in faunaschade. Deze adviezen worden overgenomen.

  • Saldo van het gewas

Het voorstel is om de huidige categorisering van kapitaalsintensieve, kwetsbare en overige gewassen om te vormen naar een categorisering op basis van het saldo van het gewas. Kern van deze omgevingsfactor is dat gewassen met een hoger saldo meer kostbare preventieve maatregelen rechtvaardigen.

  • Mogelijkheden om schade te voorkomen en bestrijden

Deze omgevingsfactor is door CLM theoretisch uitgewerkt en doorgerekend met de externe werking van bijvoorbeeld Natura 2000-gebieden en ganzenfoerageergebieden. Deze externe werking houdt in dat grondgebruikers dicht bij zulke gebieden soms beperkte maatregelen beschikbaar hebben om schade te voorkomen. De grondgebruikers in deze gebieden kunnen een lager eigen risico krijgen.

  • Stand van een diersoort

Deze omgevingsfactor geldt alleen bij schade die veroorzaakt is door diersoorten met populaties die (ver) boven een streefstand zijn. Er zijn dan zoveel dieren van deze soort dat schade nauwelijks is te voorkomen.

De toepassing van deze omgevingsfactoren is inmiddels juridisch getoetst en juridisch houdbaar bevonden.

Bij de verkenning van CLM waren verschillende stakeholders betrokken, waaronder de NFO, provincies en LTO. Zij droegen bij via een provinciale begeleidingsgroep en een klankbordgroep..

Vervolgproces

Om de herziening zo soepel mogelijk te laten verlopen, hebben de provincies BIJ12  begin 2024 de opdracht gegeven om een plan van aanpak te schrijven voor de implementatie van iedere omgevingsfactor. De drie omgevingsfactoren worden gefaseerd ingevoerd.

Reactie NFO

Adjunct-directeur Sander Bos van de NFO geeft in een reactie aan dat de NFO een vinger aan de pols houdt bij de concrete invulling en bij de implementatie van de omgevingsfactoren. “Fruittelers die te maken krijgen met faunaschade moeten een meer reële schadevergoeding krijgen uitgekeerd. Daar kunnen deze omgevingsfactoren een bijdrage aan leveren. De eigen bijdrage vanuit de fruitteelt – van 40 procent – en de taxaties zijn ook punten van zorg. Belangenbehartiging is nodig om dit de goede kant op te laten bewegen.”

Bron: Bij12.nl 

Dit bericht is geplaatst op donderdag 23 mei 2024 - 16:35