Het kabinet wil het wettelijk minimumloon (WML) per 1 juli 2024 met 1,2% extra verhogen, bovenop de reguliere nog te bepalen indexatie. De spoedwet die daarvoor nodig is, is deze week naar de Tweede Kamer gestuurd. NFO en LTO wijzen deze voorgenomen verhoging af en doen een dringend beroep op de politiek om de koopkrachtondersteuning op een andere manier vorm te geven én de werkgeverslasten niet verder te verhogen. “Arbeid wordt op deze manier onbetaalbaar. Ik heb er helemaal niets op tegen dat onze werknemers netto wat meer gaan verdienen. Maar de overheid doet er nauwelijks iets aan om de WIG – de kloof tussen de totale loonkosten en het nettoloon – te verkleinen. De overheid zou de belasting op arbeid moeten verlagen. En ook de hoge ww-premie is ons een doorn in het oog. Er is in onze sector nauwelijks werkloosheid en onze werknemers maken nauwelijks gebruik van deze regeling”, aldus René Simons, voorzitter van de Klankbordgroep Arbeid van de NFO.
De NFO zal de komende tijd onverminderd blijven inzetten op verlaging van de werkgeverslasten. “Samen met LTO blijven we lobbyen bij Kamerleden, politieke partijen en Kamercommissies om verdere stijging van de loonkosten voor de werkgevers te voorkomen en de wig te verkleinen”, aldus Simons.
De aankondiging van de spoedwet valt samen met de publicatie van de resultaten van de evaluatie over de hoogte en toereikendheid van het wettelijk minimumloon. NFO en LTO vinden dat in de evaluatie onvoldoende aandacht is voor de sterke verhoging van de loonkosten voor werkgevers. Bij verdere verhogingen zullen ongunstige effecten niet achterblijven. Denk dan aan banenverlies aan de basis van de arbeidsmarkt en de beperkte onderhandelingsvrijheid in arbeidsvoorwaarden. NFO en LTO roepen, samen met VNO-NCW en MKB Nederland, op om bij de vaststelling van het minimumloon ook de bedrijfseconomische positie van ondernemers, (internationale) concurrentieverhoudingen en de inkomenspositie van de meest kwetsbare groepen mee te wegen.