Tijdens de derde en laatste bijeenkomst van dit seizoen van de NFO-studiegroep Biodiversiteit hebben de deelnemers zich verdiept in de mogelijkheid om kleine marterachtigen te benutten bij de knaagdierbestrijding. In welke mate dragen de hermelijn, de bunzing en de wezel bij aan de bestrijding van ratten, muizen en kleine konijnen en hoe kunnen fruittelers dit stimuleren?
Binnen de studiegroep is het afgelopen seizoen gekeken hoe méér natuur op het fruitbedrijf kan bijdragen aan de teelt en oplossingen kan bieden voor het wegvallen van middelen. Omdat de mogelijkheden voor het bestrijden van ratten en muizen steeds beperkter worden verdiepten de deelnemers zich in deze laatste bijeenkomst in de vraag in hoeverre kleine marterachtigen hier aan bij kunnen dragen.
Takkenhopen en aaneensluitend groen, zoals een (breed) windscherm bevorderen de aanwezigheid van kleine marterachtigen. De diertjes eten per dag ongeveer 25% van hun lichaamsgewicht, dus één rat of één à twee muizen per dag. Ze hebben wel een behoorlijk leefgebied nodig waarin ze geen andere soortgenoten tolereren, uiteenlopend van 1-25 ha voor de wezel tot 10-1.000 ha voor de bunzing.
Dat laatste in ogenschouw genomen is het de vraag in hoeverre kleine marterachtigen op grote schaal een bijdrage aan de knaagdierbestrijding kunnen leveren, maar in de verkenning naar een meer groene landbouw het is goed om alle opties te onderzoeken en mogelijk meerdere opties te benutten.
Voor de deelnemers was het weer een interessante middag, waarop naast het vastgestelde programma, veel onderling werd uitgewisseld over natuurinclusief telen, groene middelen en het gebruik van dierlijke en plantaardige meststoffen.
Deze studiegroep is opgezet vanuit het Kennis op Maat project Plantgezondheid waar de NFO samen met een aantal andere sectoren, LTO, en WUR mede initiatiefnemer van is. Financiering komt van de Topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen.