De Nederlandse land- en tuinbouw is sinds 1990 sterk verduurzaamd. Zo heeft de sector de emissies naar het milieu, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica en de uitstoot van broeikasgassen terug weten te dringen, zonder dat dit ten koste ging van de voedselproductie. Dat blijkt uit het overzicht Duurzaamheidsprestaties van de land- en tuinbouw in vogelvlucht, dat WUR op verzoek van LTO Nederland heeft opgesteld.
“We hebben de afgelopen 30 jaar serieuze resultaten geboekt. Agrariërs kunnen wel tegen een stootje, maar soms wordt er wel heel erg veel over de sector geroepen. We moeten de rode draad niet uit het oog verliezen. De Nederlandse sector doet het goed”, aldus LTO-voorzitter Marc Calon.
Items die kort in het nieuws komen, bepalen vaak het beeld van de land- en tuinbouwsector terwijl de grote trends uit beeld blijven. Met het rapport wil LTO juist de meerjarige trend laten zien.
Zo is tussen 1990 en 2016 de uitstoot van broeikasgassen in de land- en tuinbouwsector met 17% afgenomen. Dat is bijna anderhalf keer zoveel als het Nederlands gemiddelde van 12%. Dit terwijl het productievolume met circa 25% steeg.
In de veehouderij worden al ruim tien jaar geen antimicrobiële groeibevorderaars meer toegepast en is het antibioticagebruik met 46% teruggebracht.
Stikstof staat op dit moment hoog op de agenda. Boeren investeren al langere tijd in verbetering van de luchtkwaliteit. De emissie van stikstofverbinding ammoniak is sinds 1990 met 67% afgenomen.
In het geval van gewasbeschermingsmiddelen lijkt de afname in het gebruik van kilo’s werkzame stof per hectare te zijn gestagneerd na een grote daling begin jaren ‘90. Het is een duidelijk voorbeeld van hoe belangrijk de context is. Het aantal kilo’s zegt namelijk niet per definitie iets over de milieubelasting. Hoewel het aantal kilo’s geen dalende trend laat zien, is milieubelasting per hectare wel degelijk sterk afgenomen; sinds 2002 met 57% in de akkerbouw en 60% in de melkveehouderij.
Op niet alle punten is er verbetering. De emissie van fijnstof is sinds 1990 toegenomen met 27%. De sector is daarmee verantwoordelijk voor ongeveer een vijfde van de fijnstofuitstoot in Nederland. De toename is een gevolg van de omschakeling naar scharrelsystemen in de kippenhouderij, waarbij leghennen toegang tot stro en stof hebben, licht LTO toe. De grotere fijnstofemissie is dus het gevolg van de maatschappelijke behoefte om geen kooisystemen, ook wel bekend als legbatterijen, te gebruiken.