Sinds de jaren tachtig staat de inzet van gewasbeschermingsmiddelen onder druk. Die druk is effectief geweest: het gebruik van middelen nam in de afgelopen decennia enorm af. Tegenstanders van synthetische middelen roepen op tot verdere reductie. Die boodschap hebben we gehoord: we zoeken constant naar manieren om de inzet van gewasbeschermingsmiddelen verder te verminderen. Daarbij kunnen het ons niet permitteren rücksichtslos afscheid te nemen van middelen. We moeten steeds de juiste balans vinden tussen ‘minder middelen’ en ‘meer risico’. Dat is bepaald geen eenvoudige opgave.
Ondertussen wordt de druk steeds verder opgevoerd, onder meer omdat gewasbeschermingsmiddelen slecht zouden zijn voor onze gezondheid. Als er vermoedens zijn dat middelen slecht zijn voor onze gezondheid, moet dat goed worden onderzocht: geen enkele teler wil het risico op – bijvoorbeeld – Parkinson lopen door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Maar… eerst de feiten op een rij zetten voordat er besluiten worden genomen.
De discussie over glyfosaat is een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Tegenstanders baseren zich op vermoedens, die ze onderbouwen met nauwelijks te toetsen gegevens. Terwijl voorstanders uiteraard de voordelen van glyfosaat benadrukken, maar ook hun argumenten zijn niet altijd even sterk. Zo komen we niet verder.
Minister Adema’s onthouding van de stemming op 13 oktober over hernieuwde toelating van glyfosaat, weerspiegelt de complexiteit. Hij pleit voor nader onderzoek door het RIVM naar de relatie tussen glyfosaat en neurologische aandoeningen, waaronder Parkinson. Dat onderzoek is essentieel om in de toekomst weloverwogen standpunten in te kunnen nemen.
Ron Mulders, voorzitter NFO