Biologische landbouw is niet dé oplossing voor de huidige milieuproblematiek en het wereldvoedingsvraagstuk. Met precisielandbouw en resistente rassen is het wel mogelijk te komen tot een lager gewasbeschermingsmiddelengebruik en het verhogen van producties. Tot deze conclusie komt de Scientific Foresight Unit (STOA) van het Europees Parlement in haar nieuwste onderzoeksrapport ‘Farming without agro-chemicals’.
De STOA onderzocht op welke manieren de agrarische sector het wereldvoedingsvraagstuk kan oplossen zonder het landbouwareaal verder uit te breiden. In 2100 zullen wereldwijd 11 miljard monden gevoed moeten worden. Uitbreiding van het landbouwareaal leidt tot verlies aan biodiversiteit, meer CO2-uitstoot en een grotere milieu-impact, stelt de STOA, en is dus onwenselijk.
Dankzij het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn de producties de afgelopen decennia in sommige gebieden meer dan verdubbeld. Zonder gewasbeschermingsmiddelen zouden producties, afhankelijk van het gewas, tussen de 19 (tarwe) en 42 procent (aardappels) lager zijn dan met toepassing hiervan. Uiteraard spelen ook kunstmestgebruik en irrigatie een rol in de hoogte van de productie.
Aan de andere kant is het wel de vraag in hoeverre middelengebruik kan dalen zonder productieverliezen. Er zijn aanwijzingen dat een reductie van middelengebruik in bepaalde gewassen haalbaar is zonder productieverliezen. Bij een hoger huidig middelengebruik zal een reductie zonder productieverliezen eenvoudiger zijn dan bij een laag middelengebruik.
Ondanks dat gewasbeschermingsmiddelen een negatief effect op de biodiversiteit kunnen veroorzaken, hebben veranderingen in grondgebruik hier waarschijnlijk meer invloed op. Vanuit dit oogpunt is biologische landbouw niet altijd de beste keuze. Het grootste bezwaar tegen biologische landbouw is dat het gemiddeld 25 procent minder productief is dan gangbare landbouw, met meer landgebruik en heeft daardoor als gevolg een grotere negatieve invloed op de biodiversiteit.
Precisielandbouw met hulp van onbemande voertuigen met sensoren kan ook bijdragen aan een lager middelengebruik. De STOA verwacht daarnaast een belangrijke bijdrage van de veredeling van meer resistente gewassen met hulp van nieuwe veredelingstechnieken zoals Crispr-Cas.
In de omslag van chemische middelen naar meer natuurlijke middelen ziet de STOA minder perspectief. Natuurlijke middelen zijn niet per se beter voor de biodiversiteit of het milieu. Kijkend naar de omslag van breedwerkende middelen naar meer specifieke middelen in de afgelopen jaren is te zien dat specifieke middelen juist vaker ingezet moeten worden. Dat leidde tot meer middelengebruik, terwijl dit geen hogere opbrengsten gaf. Tot slot zijn de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen, met een veiligheidsfactor van 100, aanzienlijk lager dan de risico’s van andere dagelijkse invloeden waaraan mensen zijn blootgesteld.