Cornell University uit de Verenigde Staten brengt drie nieuwe Geneva-onderstammen op de markt. Het programma dat in 1968 werd gestart omvat nu vijftien verschillende onderstammen. Kenmerkend voor de Geneva-onderstammen is de bacterievuurresistentie.
De nieuwe onderstammen zijn elk geschikt voor specifieke rassen of teeltomstandigheden. Zo geeft de Geneva 257 een zwakke groei, grotere vruchtmaat en is deze staat hoge producties te leveren. De onderstam is vooral geschikt voor (kleinvruchtige) rassen als SnapDragon of Gala. De Geneva 484 is specifiek geselecteerd voor de biologische teelt, omdat deze resistent is tegen meerdere ziekten en omdat het wortelstelsel in staat is efficiënt stikstof uit de bodem te halen. De Geneva 66 tot slot heeft een sterke verenigbaarheid is daardoor geschikt voor ciderappelbomen die mechanisch worden geoogst.

De steeds specifiekere doelgroep van onderstammen lijkt steeds meer een trend te worden. Daarmee kunnen telers hun teelt steeds verder optimaliseren, maar het vraagt ook het nodige vakmanschap om de goede keuze te maken. Bovendien zal dit de trend naar vooraf bestellen van bomen nog meer versnellen.

Wereldwijd zijn er zo’n 70 miljoen appelbomen aangeplant op een Geneva-onderstam. Alleen al in de VS worden jaarlijks tussen de 5 en 7 miljoen appelbomen op een Geneva-onderstam geplant.
Nieuwe uitdagingen binnen het veredelingsprogramma zijn de toekomstige klimaatveranderingen. Het duurt vele jaren voordat een nieuwe onderstam is ontwikkeld en op de markt komt. Daarom wordt nu al gekeken naar onderstammen die onder zoutere en drogere omstandigheden goede opbrengsten geven.

Bron: Cornell Cronicle