De Wet Goed verhuurderschap moet een einde maken aan mistanden bij de verhuur van woonruimte aan onder meer arbeidsmigranten. Een van de voorstellen is om gemeenten in staat te stellen een vergunningenstelsel in te voeren. Daarbinnen gaat als voorwaarde gelden dat iedere internationale werknemer over een eigen kamer moet kunnen beschikken. Ook agrarische huisvesters zullen daarmee te maken krijgen. LTO en NFO vragen daarom samen met ABU en NBBU om de overgangstermijn op 10 jaar te houden bij bestaande situaties.
De belangenorganisaties onderschrijven het doel van de regering om ongewenste verhuurpraktijken aan te pakken en de kwaliteit van de huisvesting van arbeidsmigranten te verbeteren. Het kabinet stelt uit praktische overwegingen voor om voor bestaande situaties een overgangstermijn van tien jaar te hanteren. Deze termijn is nodig omdat veel huisvesting bouwkundig moet worden aangepast. Het Kamerlid Nijboer (PvdA) stelt nu echter voor om deze termijn te verkorten naar drie jaar.
156.000 extra kamers nodig
LTO en NFO maken zich over dit voorstel ernstige zorgen. Samen met de ABU en NBBU is een gezamenlijke inbreng gestuurd naar de Tweede Kamer waarin gewezen wordt op de consequenties van deze overhaaste stap. Uit cijfers van het Expertisecentrum Flexwonen blijkt dat door de eis van één persoon per kamer er totaal 156.000 extra kamers nodig zijn. Wanneer de reële overgangstermijn van tien jaar wordt verkort, dreigt een enorm tekort aan huisvesting voor arbeidsmigranten. Dat zal de kans op misstanden – de aanleiding voor dit wetsvoorstel – doen vergroten met alle gevolgen van dien. LTO en NFO vragen daarom om de overgangstermijn op 10 jaar te houden.