Afgelopen vrijdag publiceerde Trouw een kritisch artikel over de gezondheidseffecten van resten van gewasbeschermingsmiddelen in onze voeding. In een reactie laten zowel het Ctgb als het Voedingscentrum weten dat de normen die de Nederlandse wet stelt, veilig zijn. De NFO verwijst inhoudelijk naar beide onafhankelijke deskundige instanties. De NFO hecht veel waarde aan de veiligheid van middelen en hecht zoals gezegd veel waarde aan de reacties van het Ctgb en het Voedingscentrum.
In het artikel pleiten de onderzoekers Jelmer Buijs en Margriet Mantingh voor het invoeren van de normen voor baby- en peutervoeding voor al het voedsel. Bij het vaststellen van de wettelijke normen zou het niet primair gaan om de volksgezondheid, maar vooral om de gangbare landbouwpraktijk.
Het Ctgb weerspreekt deze stelling. “De aannames en conclusies in het artikel kloppen niet”, aldus het Ctgb. Bij toelating van gewasbeschermingsmiddelen bepaalt het Ctgb de gezondheidskundige grenswaarde en wordt gekeken naar de hoeveelheid die een mens iedere dag, zijn leven lang, kan innemen. Deze grenswaarde wordt vastgesteld op basis van dierproeven, ook over opeenvolgende generaties van dieren. Vanwege de verschillen tussen mens en dier en tussen mensen onderling (leeftijd), hanteert het Ctgb een veiligheidsfactor van honderd.
Daarnaast berekent het Ctgb van de werkzame stof de maximale residulimiet (MRL), dat is de hoogste hoeveelheid die op het gewas achterblijft bij ‘goed landbouwkundig gebruik’. Deze wettelijke normen zijn juist strenger dan vanuit volksgezondheidsoogpunt nodig is.
Bij de vaststelling van de MRL houdt het Ctgb ook rekening met de consumptie van andere gewassen die met dezelfde stof kunnen worden behandeld en met verschillende consumptiepatronen.
Ook het Voedingscentrum ziet geen aanleiding om de wettelijke normen aan te scherpen. Wieke van der Vossen, expert voedselveiligheid bij het Voedingscentrum: “Zorgen over de gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen op groente en fruit zijn misschien begrijpelijk, maar er zijn grotere gevaren voor de gezondheid. Zoals het niet eten van groente en fruit.”