Ondanks dat de bijenpopulatie in Nederland de afgelopen vijftien jaar is afgenomen, doen bijen het op het platteland juist beter. Dat blijkt uit een studie van stichting Agri Facts. De stichting heeft zich tot doel gesteld op basis van feiten te weerleggen dat de bijensterfte een gevolg is van het gebruik van neonicotinoëden.
Van de 380 beschreven Nederlandse bijen- en hommelsoorten, hebben 112 soorten een toenemende trend. Deze soorten hebben vaker een groot verspreidingsgebied binnen Nederland en vliegen vaker op veel voorkomende bloemen. In zowel landelijk als stedelijk gebied komen deze soorten vaker voor. Het beeld dat bijen- en hommelsoorten juist afnemen vanwege het gebruik van neonicotinoïden, klopt daarom niet.
Juist soorten die leven in een natuurlijke biotoop of in natuurgrasland nemen in aantal af. In deze gebieden worden geen of nauwelijks gewasbeschermingsmiddelen toegepast. Van de 380 bijen- en hommelsoorten hebben 75 soorten een sterk negatieve trend (afname van 50% of meer).
Bovendien blijkt dat van de uit Nederland verdwenen bijen- en hommelsoorten de laatste exemplaren al verdwenen waren vóór de marktintroductie van neonicotinoïden in 1995. Twee soorten verdwenen vlak erna.
Stichting Agri Facts heeft deze feiten op 4 juni in de vorm van een petitie aangeboden aan de leden van de Vaste Kamercommissie Landbouw. Vice-voorzitter van STAF Jaap Haanstra vroeg aandacht voor eerlijke feiten in de discussie over neonicotinoïden en Nederlandse bijen- en hommelsoorten.